Het loon van de angst
Als Nederland mee had mogen stemmen, zou Obama hier 90% hebben gehaald. Toch leidt de PVV in de peilingen. Op grond van een inhoudelijke vergelijking is dat onbegrijpelijk. Een psychologische verklaring.
Verreweg de meeste mensen verwerpen discriminatie - ook PVV-stemmers, zo blijkt uit enquêtes. Dat minderheden toch discriminatie ondervinden komt doordat er ook impliciete opvattingen bestaan. Een impliciete opvatting kan blijken uit gedrag op onbewaakte momenten, of worden gemeten in het psychologisch laboratorium. Bijvoorbeeld, een proefpersoon ziet op een beeldscherm gezichten voorbijkomen, afgewisseld met woorden. De taak is om te reageren op elk negatief woord. Hoe sterker het impliciete racisme, hoe sneller de reactie op negatieve woorden waaraan een niet-westers gezicht voorafging – in de hersenen is dan namelijk een ‘negatief netwerk’ geactiveerd. Veel mensen die niet racistisch willen zijn, laten toch een reactietijdversnelling zien. Complexe problemen kunnen ambivalente gevoelens oproepen, die niet altijd bewust zijn. En wat dan in het stemhokje, zullen expliciete, rationele (‘racisme is slecht’) of impliciete, emotionele opvattingen (‘moslims zijn gevaarlijk’) prevaleren? Als niet sterk geappelleerd wordt aan expliciete opvattingen bepalen impliciete opvattingen het gedrag.
Wilders’ generalisaties over de islam versterken op angst gebaseerde impliciete opvattingen. Wie dat wil bestrijden kan die opvattingen beter niet verketteren – ze zijn immers gerelateerd aan reële problemen. Dit is wat politici ook ruimschoots doen: problemen benoemen. Daarbij wordt racisme afgekeurd, maar indirecte racistische insinuaties blijven geregeld onbelicht en onweersproken. Het gevaar daarvan is dat deze insinuaties bij wijze van spreken onder de radar van de ratio door in het ‘emotionele brein’ kunnen landen en stemgedrag beïnvloeden. (uit The Political Brain, van D. Westen)
Ook het bevorderen van een ‘positief netwerk’ gebeurt te weinig. Kiezers wordt nauwelijks nog een alternatief beeld voor Wilders’ schrikbeeld voorgehouden. Veel politici zijn zo beducht om als soft afgeschilderd te worden dat ze alleen problemen benoemen, of zelfs overschakelen op PVV-light om kiezers terug te winnen. Deze strategie voedt het ‘negatieve netwerk’ en zal dus averechts werken.
Wat de PVV ook in de kaart speelt, is dat andere politici maar niet begrijpen wat ze met Wilders aanmoeten. De crux is dat Wilders niet geïnteresseerd is in discussie, hij voert permanent campagne. Daarbij wordt vuil spel niet geschuwd. Een voorbeeld van enige tijd geleden: in de Kamer voegde Wilders de premier toe dat hij Nederland naar de afgrond brengt door de Koran niet te verbieden. (zie Youtube voor Balkenende versus Wilders in Kamerdebat)
In zijn repliek wees de premier op het risico dat Wilders neemt door mensen uit te sluiten, en oogstte daarmee bijval van de Kamer. Ten onrechte, de repliek was koren op de molen van Wilders. De associatie ‘Nederland - islam - afgrond’ was weer eens gelegd zonder duidelijke tegenspraak. Verder was de repliek in vraagvorm: ‘Zouden we niet een risico nemen als...?’, hetgeen de toon verzwakte. Aangemoedigd door het zwakke tegenspel ging Wilders in overdrive: ‘U bent een bangerik (...) een religie die wil dat andersdenkenden worden vermoord (...) we kunnen dagelijks zien in Nederland waar dat toe leidt.’ De premier deed er vervolgens het zwijgen toe.
De consensus in Den Haag lijkt dat men een moddergevecht met superieur stilzwijgen moet beantwoorden. Als Obama zo campagne had gevoerd, zaten we nu met McCain. Er was in eerste aanleg al alle reden voor een offensief: ‘Afgrond? Wat kletst u nu! Moslims vertegenwoordigen ons land in het parlement, het leger, en het Nederlands elftal. Onze problemen zijn groot maar oplosbaar. Er zijn landen waar de godsdienstvrijheid is beknot, dat wilt u hier ook?’. De voorzitter had de tweede tirade direct moeten afbreken (“U valt in herhaling, antwoord u de premier”), maar bij uitblijven daarvan had de persoonlijke aanval beter beantwoord kunnen worden (‘Bangerik? 5% van de bevolking is moslim, en ù bent bang voor een overname’) en de inhoud benoemd voor wat het was: racistische demagogie.
Onder de indruk van het mislukken van het cordon sanitaire in België blijft men hier discussie zoeken met een partij die niet deugt. Geïntimideerd door peilingen poogt men kiezers niet voor het hoofd te stoten. Zo werd Verdonks mislukte ministerschap niet uitgebuit en blijft men Wilders met handschoenen aanpakken. Het werkt averechts en maakt extreme politici salonfähig, zoals blijkt in praatprogramma’s. Politici die het tij willen keren hebben nog hooguit twee jaar.
Willem van der Does
Klinisch psycholoog en bijzonder hoogleraar experimentele psychologie
Deze column stond in het Leids Universiteitsblad MARE.
Als Nederland mee had mogen stemmen, zou Obama hier 90% hebben gehaald. Toch leidt de PVV in de peilingen. Op grond van een inhoudelijke vergelijking is dat onbegrijpelijk. Een psychologische verklaring.
Verreweg de meeste mensen verwerpen discriminatie - ook PVV-stemmers, zo blijkt uit enquêtes. Dat minderheden toch discriminatie ondervinden komt doordat er ook impliciete opvattingen bestaan. Een impliciete opvatting kan blijken uit gedrag op onbewaakte momenten, of worden gemeten in het psychologisch laboratorium. Bijvoorbeeld, een proefpersoon ziet op een beeldscherm gezichten voorbijkomen, afgewisseld met woorden. De taak is om te reageren op elk negatief woord. Hoe sterker het impliciete racisme, hoe sneller de reactie op negatieve woorden waaraan een niet-westers gezicht voorafging – in de hersenen is dan namelijk een ‘negatief netwerk’ geactiveerd. Veel mensen die niet racistisch willen zijn, laten toch een reactietijdversnelling zien. Complexe problemen kunnen ambivalente gevoelens oproepen, die niet altijd bewust zijn. En wat dan in het stemhokje, zullen expliciete, rationele (‘racisme is slecht’) of impliciete, emotionele opvattingen (‘moslims zijn gevaarlijk’) prevaleren? Als niet sterk geappelleerd wordt aan expliciete opvattingen bepalen impliciete opvattingen het gedrag.
Wilders’ generalisaties over de islam versterken op angst gebaseerde impliciete opvattingen. Wie dat wil bestrijden kan die opvattingen beter niet verketteren – ze zijn immers gerelateerd aan reële problemen. Dit is wat politici ook ruimschoots doen: problemen benoemen. Daarbij wordt racisme afgekeurd, maar indirecte racistische insinuaties blijven geregeld onbelicht en onweersproken. Het gevaar daarvan is dat deze insinuaties bij wijze van spreken onder de radar van de ratio door in het ‘emotionele brein’ kunnen landen en stemgedrag beïnvloeden. (uit The Political Brain, van D. Westen)
Ook het bevorderen van een ‘positief netwerk’ gebeurt te weinig. Kiezers wordt nauwelijks nog een alternatief beeld voor Wilders’ schrikbeeld voorgehouden. Veel politici zijn zo beducht om als soft afgeschilderd te worden dat ze alleen problemen benoemen, of zelfs overschakelen op PVV-light om kiezers terug te winnen. Deze strategie voedt het ‘negatieve netwerk’ en zal dus averechts werken.
Wat de PVV ook in de kaart speelt, is dat andere politici maar niet begrijpen wat ze met Wilders aanmoeten. De crux is dat Wilders niet geïnteresseerd is in discussie, hij voert permanent campagne. Daarbij wordt vuil spel niet geschuwd. Een voorbeeld van enige tijd geleden: in de Kamer voegde Wilders de premier toe dat hij Nederland naar de afgrond brengt door de Koran niet te verbieden. (zie Youtube voor Balkenende versus Wilders in Kamerdebat)
In zijn repliek wees de premier op het risico dat Wilders neemt door mensen uit te sluiten, en oogstte daarmee bijval van de Kamer. Ten onrechte, de repliek was koren op de molen van Wilders. De associatie ‘Nederland - islam - afgrond’ was weer eens gelegd zonder duidelijke tegenspraak. Verder was de repliek in vraagvorm: ‘Zouden we niet een risico nemen als...?’, hetgeen de toon verzwakte. Aangemoedigd door het zwakke tegenspel ging Wilders in overdrive: ‘U bent een bangerik (...) een religie die wil dat andersdenkenden worden vermoord (...) we kunnen dagelijks zien in Nederland waar dat toe leidt.’ De premier deed er vervolgens het zwijgen toe.
De consensus in Den Haag lijkt dat men een moddergevecht met superieur stilzwijgen moet beantwoorden. Als Obama zo campagne had gevoerd, zaten we nu met McCain. Er was in eerste aanleg al alle reden voor een offensief: ‘Afgrond? Wat kletst u nu! Moslims vertegenwoordigen ons land in het parlement, het leger, en het Nederlands elftal. Onze problemen zijn groot maar oplosbaar. Er zijn landen waar de godsdienstvrijheid is beknot, dat wilt u hier ook?’. De voorzitter had de tweede tirade direct moeten afbreken (“U valt in herhaling, antwoord u de premier”), maar bij uitblijven daarvan had de persoonlijke aanval beter beantwoord kunnen worden (‘Bangerik? 5% van de bevolking is moslim, en ù bent bang voor een overname’) en de inhoud benoemd voor wat het was: racistische demagogie.
Onder de indruk van het mislukken van het cordon sanitaire in België blijft men hier discussie zoeken met een partij die niet deugt. Geïntimideerd door peilingen poogt men kiezers niet voor het hoofd te stoten. Zo werd Verdonks mislukte ministerschap niet uitgebuit en blijft men Wilders met handschoenen aanpakken. Het werkt averechts en maakt extreme politici salonfähig, zoals blijkt in praatprogramma’s. Politici die het tij willen keren hebben nog hooguit twee jaar.
Willem van der Does
Klinisch psycholoog en bijzonder hoogleraar experimentele psychologie
Deze column stond in het Leids Universiteitsblad MARE.