Ik-zijn betekent - boven iedere aan een systeem van verwijzingen te ontlenen individuatie uit - zijn identiteit hebben als inhoud. Het ik is geen wezen dat altijd hetzelfde blijft, maar het wezen waarvan het bestaan inhoudt dat het zich identificeert, zijn identiteit hervindt door alles wat het overkomt heen. Het is identiteit bij uitstek, de oorspronkelijke werkzaamheid van identificatie.
Het ik is identiek tot in zijn veranderingen toe. Die stelt het zich voor en die denkt het.
De universele identiteit waarin het heterogene omvat kan worden, heeft de architectuur van een subject, van de eerste persoon. Het universele denken is een 'ik denk'.
Het ik is identiek tot in zijn veranderingen toe. Die stelt het zich voor en die denkt het.
De universele identiteit waarin het heterogene omvat kan worden, heeft de architectuur van een subject, van de eerste persoon. Het universele denken is een 'ik denk'.