Ik citeer uit het gedicht Begrip in Leo Vromans dichtbundel Dierbare ondeelbaarheid (zeer Spinozistisch: dierbare en tegelijk ondeelbare substantie): …
Als ik de grens aanraak van mijn vermogen
worden mijn zolen even grondig plat
kriebelt er iets boven mijn ellebogen en
begrijp ik: nu begrijp ik wat.
Dan krijg ik wel eens tranen in mijn ogen
niet van het begrepene maar doordat
ik merk hoe kinderachtig opgetogen
ik weer ben met wat ik nooit bezat.
Lieve natuur door de natuur bedrogen
omhels ik de natuur en blijf ik pogen
in haar te baden die ik al aanbad.
…... …
De wetenschapper ziet zijn eigen activiteit en zijn eigen emoties hier als onderdeel van de natuur, – een onderdeel waarin die natuur tot een paradoxale zelfreflectie komt. Een zelfreflectie die de vreugde van het begrijpen deelachtig is en dit tegelijk doorziet als noodzakelijk enigszins illusorisch (het is eigenlijk allemaal het werk van mechanismen achter onze rug?); maar daardoor komt tot een tedere aanvaarding van zichzelf (“lieve natuur”) en tot liefde voor datgene waarvan men deel is (“omhels ik de natuur”). Inzicht in een op het eerste gezicht ontluisterende waarheid (“ik ben maar dit”) combineert met de vreugdevolle beleving van de eigen activiteit en leidt tot een grote tederheid voor zichzelf en tot liefde voor datgene wat alles mogelijk maakt, inclusief deze paradoxale belevingen.
Zie: [Je moet geregistreerd en ingelogd zijn om deze link te kunnen zien.]