[Je moet geregistreerd en ingelogd zijn om deze link te kunnen zien.]
<img src="http://www.pcmstatistieken.nl/pcm/nrch/s?oudesite.opinie.1995_1996.1995007_16" width="1" height="1">
[ [size=undefined]Nieuws | Opinie | Agenda | Zpeil | Supplement | Archief | Service | Treffers | Adverteerders [/size]]
<img src="http://www.pcmstatistieken.nl/pcm/nrch/s?oudesite.opinie.1995_1996.1995007_16" width="1" height="1">
[ [size=undefined]Nieuws | Opinie | Agenda | Zpeil | Supplement | Archief | Service | Treffers | Adverteerders [/size]]
De teugelloosheid van de theologie
Door HERMAN PHILIPSE [size=undefined]
[size=undefined]I[/size]n de theologie ,,gaat het regellozer en teugellozer toe dan in elke andere discipline'', schreef de gereformeerde theoloog H.M. Kuitert ter inleiding van zijn boek Filosofie van de theologie. Gelovige lezers verkneukelen zich misschien bij zo'n ontwapenende ouverture. Ze versterkt het wij-gevoel en blaast toch een libertijnse zwoelte in het gereformeerde bastion. Maar de buitenstaander stelt zich enkele vragen.[/size]
Ten eerste: hoe kon de theologie, van oudsher een beginselvast vakgebied, verworden tot een discipline waarvan ruiterlijk de teugelloosheid wordt toegegeven? Vervolgens: kan de theologische ruiter nog in het zadel blijven, dat wil zeggen wetenschap beoefenen, wanneer hij zijn merrie teugelloos berijdt? Ten slotte doet zich een vraag voor van politieke aard. De Nederlandse wet regelt het oprichten van levensbeschouwelijke universiteiten en het rijk bekostigt kerkelijke hoogleraren in de theologie. Wordt het niet tijd deze verworvenheden van de schoolstrijd in heroverweging te nemen, indien de theologie haar pretentie een wetenschap te zijn door openlijk beleden teugelloosheid in gevaar brengt?
[size=undefined]I[/size]s de tijd niet rijp om de scheiding tussen kerk en staat aan te scherpen, nu we inmiddels naast de traditionele universiteiten op levensbeschouwelijke grondslag (Nijmegen, VU, Tilburg) katholieke en gereformeerde theologische universiteiten te Utrecht en Kampen en een humanistische universiteit te Utrecht bezitten? Deze vraag klemt des te meer aangezien de minister in de nabije toekomst niet zal kunnen weigeren islamitische, boeddhistische en andere religieuze universiteiten burgerrecht te verlenen, geheel of ten dele op kosten van 's rijks schatkist. Bij wijze van bijdrage aan het door minister Ritzen gewenste "nationale kennisdebat' zal ik op de gestelde drie vragen een antwoord formuleren.
Hoe kon de theologie tot teugelloosheid vervallen? De christelijke theologie baseert haar inzichten op de bijbel, vooral op het Nieuwe Testament. Voordat het Nieuwe Testament tot stand kwam, heerste ook theologische teugelloosheid onder de christenen. Ze geloofden dat de Heilige Geest, die volgens het Oude Testament gereserveerd bleef voor enkele leiders, door Christus over de gehele gemeenschap van gelovigen was gekomen. Daarom kon elke gelovige door God geïnspireerde teksten schrijven.
[size=undefined]E[/size]en dergelijke democratische teugelloosheid vroeg om disciplinering door een regel of canon, want de profetisch begaafden spraken elkaar telkens tegen. In de vierde eeuw werd de strijd tussen concurrerende canons beslecht en het huidige Nieuwe Testament van 27 boeken tot norm en regel voor de gelovige verheven: het werd naast het Oude Testament de enige gezaghebbende openbaring van Gods woord. Op grond van Paulus' brief aan de Romeinen I:20 was het de theoloog weliswaar toegestaan met zijn verstand kennis over God en Diens handelen te verwerven, maar een dergelijke "rationele theologie' mocht nooit in strijd komen met de geopenbaarde theologie van het Oude en het Nieuwe Testament. Dit was de taakverdeling tussen Geloof en Rede die gold tot in de late Middeleeuwen.
Vanaf de wetenschappelijke revolutie in de zeventiende eeuw is hierin verandering gekomen. De tekst van de "openbaring' werd in toenemende mate door de wetenschappelijke rede aangevochten. De wereld kan bij voorbeeld niet in het jaar 4004 voor Christus door God geschapen zijn, zoals de in 1611 gepubliceerde King James vertaling op grond van de Bijbelse chronologie wist te vermelden, want de wetenschap leert dat de aarde zo'n vijf miljard jaar geleden ontstond. De moderne kosmologie en fysica, Darwins evolutieleer, Freuds godsdienstpsychologie, historische bijbelkritiek, de vergelijkende godsdienstwetenschappen, filosofische analyse: alle geven ze ons gronden om passages in de bijbel te verwerpen. Wat te doen nu de rede in toenemende mate botst met het geopenbaarde geloof? Dit is de vraag die de hedendaagse theoloog moet beantwoorden.
Twee wegen staan hem open. In de eerste plaats kan hij ervoor kiezen met de rede te beoordelen welk deel van de traditionele geloofsinhoud niet meer houdbaar is, gezien het moderne wetenschappelijke wereldbeeld. Hij zal concluderen dat Christus in werkelijkheid niet Lazarus en de dochter van Jaïrus uit de dood opwekte, geen brood en vissen vermenigvuldigde, geen water in wijn veranderde, niet echt over het meer van Gennésareth liep, en niet opstond na de dood. De verlichte theoloog verwerpt het hiernamaals, het scheppingsverhaal, en soms zelfs de goddelijkheid van Christus. Toch zal hij de desbetreffende bijbelteksten niet willen afschrijven. Met grote vindingrijkheid interpreteert hij ze "symbolisch' en hij ziet de bijbel als een geheel van inspirerende verhalen, dat als referentiekader fungeert voor onze cultuur. Op de één of andere manier zouden deze verhalen onontbeerlijk blijven, zelfs al bevatten ze geen letterlijke waarheid.
[size=undefined]D[/size]e eerste strategie lijkt redelijk, zelfs onontkoombaar. Maar in feite herintroduceert ze een volstrekte teugelloosheid in de theologie. Zodra de mens denkt met zijn verstand te kunnen priegelen aan de Openbaring, heeft hij het openbaringskarakter van de bijbel ontkend. Door rede en wetenschap tot criterium te maken voor wat hij niet meer kan geloven, heeft hij ze impliciet ook tot criterium gemaakt voor wat hij nog wel kan geloven. Doch niets van de traditionele geloofsinhoud is in het licht van de rede ook maar plausibel. De bijbel, met het verstand beoordeeld, geeft geen grondslag, regel, of teugel meer aan de theoloog. Zodra het openbaringskarakter wordt verworpen, krijgt ze dezelfde cultuurhistorische status als de Odyssee of de Edda. Waarom zouden we eerder geloof hechten aan de religieuze mythen uit de bijbel dan aan die van de Odyssee? Hiervoor is geen rechtvaardiging meer; alleen nog een oorzaak: de mentale inertie van de gelovige die in de christelijke traditie is opgegroeid.
Doet de theoloog er dan beter aan de teugels zo strak mogelijk aan te trekken door de bijbel helemaal letterlijk te nemen? Moet hij afzien van de verstandelijke beoordeling van bijbelteksten en ze blindelings geloven? Dit is de tweede, fundamentalistische, weg die de moderne theoloog kan bewandelen. Natuurlijk is de fundamentalistische strategie niet bijster modern. Eerder is ze anti-modern. Voor een behoorlijk opgeleid mens is ze onaanvaardbaar. Aldus blijkt in welke onhoudbare positie de moderne theoloog verkeert. Past hij consequent de rede toe bij de beoordeling van geloofsinhouden, dan vervalt de Bijbel als gezagsbasis voor het geloof. Daarmee ontvalt hem elke basis. Sluit hij de rede uit, dan plaatst hij zich buiten de moderne cultuur.
[size=undefined]H[/size]et is begrijpelijk dat theologen een tussenweg willen bewandelen. Nu eens gooien ze geloofsartikelen met een beroep op het verstand overboord. Dan weer handhaven ze andere, met een beroep op de bijbel. De wonderbaarlijke genezingen worden met een verwijzing naar geneeskundige inzichten van de hand gewezen maar in de wonderbaarlijke opstanding van Christus moet je volgens Kuitert geloven om waarlijk christen te zijn. Mijn stelling is dat deze tussenweg een nieuw soort teugelloosheid introduceert, een teugelloosheid van de tweede orde. Door de teugel van de bijbel nu eens wel en dan weer niet te erkennen, laat de theoloog de elementaire teugels van het wetenschappelijk bedrijf geheel vieren. Hij erkent niet meer de fundamentele eisen van logische consequentheid die gelden in elke wetenschap, ook al roept hij om het hardst dat hij wetenschappelijk bezig is. Er is immers geen redelijk criterium te bedenken voor de vraag wanneer de rede en wanneer de bijbel moet prevaleren, want zo'n criterium is per definitie circulair. Theologie wordt een multiple choice test waarvan alle antwoorden goed zijn, terwijl ze elkaar toch onderling uitsluiten. We zijn terug bij de teugelloze chaos van de vroege christenheid. Maar er is één verschil. Niemand zal menen dat de moderne theologen geïnspireerd worden door de Heilige Geest bij het ontwikkelen van hun privé-versie van het christendom.
Theologie leidt in onze tijd dus tot teugelloosheid in de zin van intellectuele insouciance. Kuitert mag dit blijmoedig toegeven. Maar in feite is het hoogst bedenkelijk. Voor een democratisch staatsbestel is het van belang dat burgers de spelregels van redelijke discussie leren. De intellectuele houding van de theoloog ondermijnt dit spel. Hij gaat er impliciet van uit dat het doel (God) alle middelen heiligt, ook de middelen van inconsequent redeneren, methodische willekeur, en verketterende retoriek. Corrumpeert hij niet de jeugd in een democratische samenleving?
[size=undefined]O[/size]nlangs publiceerde ik een Atheïstisch manifest, deels uit ergernis over de toenemende invloed van de theologische houding in intellectuele zaken. Via filosofen zoals Heidegger, Gadamer en Derrida heeft deze attitude zich als een olievlek uitgebreid over de filosofie, de literatuurwetenschappen, en de literaire kritiek. Het toverwoord is "interpretatie'. Voor een gewetensvol filoloog is interpretatie een poging te achterhalen wat een historische auteur met een tekst bedoelde. Zoals uit het bovenstaande duidelijk wordt, denkt de theoloog anders over interpretatie. Voor hem is interpretatie de kunst een nieuwe betekenis te projecteren in een tekst waarvan de oorspronklijke bedoeling onaanvaardbaar is geworden, terwijl hij toch in de waarheid van wat de tekst zegt wil blijven geloven. De betekenis van de tekst, zo luidt de doctrine, komt tot stand doordat de lezer zijn culturele horizont laat "versmelten' met die van de auteur. In gewoon Nederlands: de lezer voelt zich vrij allerlei in de tekst te lezen wat de auteur onmogelijk bedoeld kan hebben. Omdat het doel de middelen heiligt, stapt men gemakkelijk heen over het onrecht dat door dergelijke interpretaties aan de auteur wordt aangedaan.
Theologische interpretatie vann de bijbel is dus geen wetenschap. Alleen puur historische bijbel-interpretatie kan wetenschappelijk zijn. Dit brengt mij op de tweede vraag die ik heb gesteld: is theologie als wetenschap mogelijk? Gezien het bovenstaande ligt een ontkennend antwoord voor de hand.
[size=undefined]A[/size]lvorens dit antwoord definitief te aanvaarden, doen we er goed aan de wederpartij te horen. Laten we H.M. Kuitert, de meest verkochte protestantse theoloog in Nederland aan het woord.
Voor Kuitert is dogmatische theologie als wetenschap wel mogelijk. In Filosofie van de theologie koppelt hij de vraag naar de wetenschappelijkheid van de theologie terecht aan de derde vraag die ik stelde: verdient theologie een plaats in het wetenschappelijk onderwijs? Kuitert en ik zijn het roerend eens over het volgende: indien theologie als wetenschap niet mogelijk is, hoort het vak aan de universiteit niet thuis. Theologische universiteiten zijn dan helemaal uit den boze. Hoe beredeneert Kuitert nu dat theologie een wetenschap kan zijn? Het probleem spitst zich toe op de mogelijkheid van toetsing: kunnen theologische kennispretenties getoetst worden op een wetenschappelijk aanvaardbare wijze? Kuitert geeft toe dat beroep op een openbaring niet in aanmerking komt als wetenschappelijke toetsingsprocedure. Bovendien moet theologie, om wetenschappelijk te zijn, haar uitspraken toetsen aan de ervaringswereld. Maar God maakt geen deel uit van de ervaringswereld; ,,God kan niet wetenschappelijk onderzocht worden'', meent Kuitert. Hoe wil hij dan aantonen dat men theologie wetenschappelijk kan beoefenen? Kuiterts positie lijkt hopeloos.
Toch denkt hij zijn doel via een omweg te kunnen bereiken, de omweg van de godsdienstwetenschappen. Want ,,godsdiensten liggen open voor wetenschappelijk onderzoek''. Kuitert meent dat godsdienst een ,,antropologische noodzaak'' is. Hij stelt dat ,,mensen niet kunnen zonder een groter geheel'', waaraan ze betekenis ontlenen. Elk groter geheel veronderstelt een nog groter geheel, totdat we komen bij ,,een laatste betekenisverlenend geheel''. Volgens Kuitert gebruiken mensen het woord "God' als ,,naam voor de macht die het zingevend geheel constitueert, draagt en handhaaft''. Dit alles klinkt mij niet als empirische godsdienstwetenschap in de oren. Wat te doen met polytheïsten? Geloven die in de macht, dat wil zeggen één unieke macht, die een zingevend geheel constitueert? Kuitert heeft zijn oplossing klaar: ,,Verscheidenheid in godsdienstig geloof betekent verscheidenheid in de beeldvorming van God en niet verscheidenheid van goden''. Het staat er echt en Kuitert bedoelt dit als godsdienstwetenschap. Hij wil namelijk via het trojaanse paard van de godsdienstwetenschap ook de dogmatische Christelijke theologie de universiteit binnen smokkelen. Dat gaat als volgt.
[size=undefined]G[/size]odsdiensten kunnen we wetenschappelijk bestuderen. Daarover is iedereen het eens. Maar, zo zegt Kuitert, godsdiensten hebben een waarheidspretentie, en het zou onwetenschappelijk zijn wanneer de godsdienstwetenschap geen oordeel uitsprak over deze waarheidspretentie: is ze correct of niet? Ook dit ben ik eens met Kuitert. Zolang godsdienstwetenschappen louter beschrijvend te werk gaan, kunnen ze de waarheidsvraag met betrekking tot de bestudeerde geloofsinhoud vermijden. Maar zodra ze willen verklaren waarom mensen geloven wat ze geloven, moeten ze zich met de waarheidsvraag inlaten. Eén mogelijke verklaring voor het christelijk geloof is dat God bestaat en het geloof aan de christenen geschonken heeft. Het opstellen van zo'n theologische verklaring voor het geloof is volgens Kuitert precies de taak van de wetenschappelijke theologie: ,,Een moderne wetenschappelijke theologische theorie kan niet een verklarende theorie zijn, als zij niet God invoert als verklaringsprincipe voor godsdienst''. Deze theologie moet natuurlijk toetsbaar zijn. Hoe ziet de toets eruit?
Het is belangrijk dat de lezer zich op dit punt herinnert dat de toets de theologie tot een wetenschap moest maken, dat wil zeggen: algemeen geldige kennis moest opleveren. Want Kuiterts antwoord is verbluffend eenvoudig: de toets voor een theologisch "ontwerp' van God is de persoonlijke ontmoeting met God. ,,Het zoekplaatje heeft zijn werk gedaan, van het ontwerp stapt de mens over naar de mystieke werkelijkheid van God''. Dit ,,weten'' is ,,voor iedereen toegankelijk'' want iedereen kan God ontmoeten. En het is toetsbaar door ervaring, want ,,het vinden van Wie men zocht, noem ik positieve ervaring''.
Wel, Kuitert noemt het zo, maar de lezer kan zich niet aan de indruk ontrekken dat de woorden "toets' en "ervaring' ergens onderweg in Kuiterts redenering van betekenis veranderd zijn. Gaf Kuitert niet aanvankelijk toe dat God niet tot de ervaringswereld behoort zoals de wetenschappen die opvatten? God kon toch niet wetenschappelijk onderzocht worden? Hoe kan een mystieke godservaring dan plotseling de ,,toets'' zijn van theologische theorieën, een toets die theologie tot wetenschap maakt? Zo'n ,,ervaring'' is noch controleerbaar noch reproduceerbaar op de wijze die een wetenschappelijke methode vereist. Ook moet men de vraag opwerpen of ,,Godservaringen'' en geloofsvoorstellingen uitsluitend verklaard kunnen worden door de theologische theorie dat God bestaat en de geloofservaringen veroorzaakt. Er zijn ook seculiere verklarende theorieën voor deze mentale verschijnselen. In mijn Atheïstisch manifest betoog ik op wetenschapstheoretische gronden dat dergelijke seculiere theorieën verkozen moeten worden boven theologische theorieën, à la Kuitert opgevat als verklaring van geloof.
[size=undefined]K[/size]uitert heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat theologie een wetenschap kan zijn. Alles wijst erop dat dit niet mogelijk is. Hij was het met mij eens dat onwetenschappelijke theologie niet thuishoort aan wetenschappelijke instellingen. Laat ik hem uitnodigen gezamenlijk een voorstel aan minister Ritzen te formuleren, dat mijn derde vraag beantwoordt. Wordt het niet tijd theologische opleidingen te privatiseren? Ritzen kan dan altijd nog besluiten ze een kleine subsidie te verlenen, via de "C' van zijn ministerie. Want bij de "W' horen ze echt niet thuis. Het wordt dan ook gemakkelijker de niet-christelijke godsdiensten een gelijke behandeling te geven, zoals dat in een volwassen democratie betaamt. De minister ziet het vast niet zitten een islamitische universiteit te financieren, naar analogie van de Vrije Universiteit, de KU Nijmegen, en de KU Brabant. Als ik hem was, zou ik deze laatste drie instellingen voor een keuze stellen: òf het religieuze karakter afzweren, òf afzien van overheidsfinanciering. Geef nu toe: het bestaan van levensbeschouwelijke instellingen, gefinancierd door de staat, maakt ons systeem van wetenschappelijk onderwijs toch onnodig duur? Ritzen moet dit vraagstuk in elk geval maar even meenemen bij zijn nationale kennisdebat. Wie weet kan hij op deze wijze nog wat geld vrij maken voor de broodnodige investeringen in echte wetenschap.
Herman Philipse is hoogleraar wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Leiden.
(Dit artikel verscheen in NRC Handelsblad van 4 januari 1996)
REACTIES REAGEER
[size=undefined]NRC Webpagina's (c) NRC Handelsblad (4 januari 1995 / [Je moet geregistreerd en ingelogd zijn om deze link te kunnen zien.]) [/size]