Niet te verwarren met het hoogopgeleid zijn.
Verhandeling over de verbetering van het verstand (ca. 1658)
De Verhandeling begint met intrigerende openingsbladzijden waarin Spinoza verslag doet van zijn zoektocht naar de waarheid. De betrekkelijk ongecompliceerde schrijftrant, heeft ervoor gezorgd dat de Verhandeling nog altijd een populaire tekst is gebleven.
De Verhandeling geeft Spinoza's visie weer op de weg naar menselijk geluk. Hij presenteert zijn betoog als zijn eigen zoeken naar de waarheid en als een existentiële crisis: het gaat om het bereiken van het allerbeste, te weten het inzicht in de eenheid van de menselijke geest met de gehele natuur. Dat is alleen mogelijk als de geest zich richt naar het idee van het hoogst volmaakt zijnde, ofwel het idee van God, die zich vertegenwoordigt in de natuur. Dit is het criterium voor de waarheid, en door een reflectie op die ware idee kan de geest zich van onware, fictieve en twijfelachtige ideeën bevrijden. Om tot die hogere vorm van kennis te komen moet het verstand verbeterd worden en ontdaan worden van alle vooroordelen en fouten. De dingen moeten in hun causale verband gezien worden en dat betekent, in laatste instantie, inzicht in de uiteindelijke oorzaak, dat wil zeggen in God, die samenvalt met de natuur en de wetten van de natuur. Spinoza deelt de menselijke kennis van de werking van de natuur in opklimmende niveaus in. Onderaan staat de kennis 'van horen zeggen' of uit ervaring. Die is weliswaar onontbeerlijk, maar niet betrouwbaar. Daarboven is er de rationele kennis, die door consequent redeneren tot stand komt. Op het hoogste niveau staat het intuïtieve inzicht, dat als het ware met één blik het wezen der dingen doorziet.
Alleen de twee hoogste niveaus, de rede en het intuïtieve inzicht, leveren ons adequate kennis. Alle vergissingen vinden hun oorsprong op het laagste niveau, dat van de verbeelding en de empirische kennis. Voor Spinoza is dit laagste niveau wel een wezenlijk en onafscheidelijk deel van het menselijke kennen, het is de bron van alle feitenkennis en van ons hele emotionele leven. Het gaat hem dan ook niet om het uitschakelen van het laagste niveau, maar om het vergroten van de kennis daarvan en daardoor het bereiken van de hogere kennissoorten.
Verhandeling over de verbetering van het verstand (ca. 1658)
De Verhandeling begint met intrigerende openingsbladzijden waarin Spinoza verslag doet van zijn zoektocht naar de waarheid. De betrekkelijk ongecompliceerde schrijftrant, heeft ervoor gezorgd dat de Verhandeling nog altijd een populaire tekst is gebleven.
De Verhandeling geeft Spinoza's visie weer op de weg naar menselijk geluk. Hij presenteert zijn betoog als zijn eigen zoeken naar de waarheid en als een existentiële crisis: het gaat om het bereiken van het allerbeste, te weten het inzicht in de eenheid van de menselijke geest met de gehele natuur. Dat is alleen mogelijk als de geest zich richt naar het idee van het hoogst volmaakt zijnde, ofwel het idee van God, die zich vertegenwoordigt in de natuur. Dit is het criterium voor de waarheid, en door een reflectie op die ware idee kan de geest zich van onware, fictieve en twijfelachtige ideeën bevrijden. Om tot die hogere vorm van kennis te komen moet het verstand verbeterd worden en ontdaan worden van alle vooroordelen en fouten. De dingen moeten in hun causale verband gezien worden en dat betekent, in laatste instantie, inzicht in de uiteindelijke oorzaak, dat wil zeggen in God, die samenvalt met de natuur en de wetten van de natuur. Spinoza deelt de menselijke kennis van de werking van de natuur in opklimmende niveaus in. Onderaan staat de kennis 'van horen zeggen' of uit ervaring. Die is weliswaar onontbeerlijk, maar niet betrouwbaar. Daarboven is er de rationele kennis, die door consequent redeneren tot stand komt. Op het hoogste niveau staat het intuïtieve inzicht, dat als het ware met één blik het wezen der dingen doorziet.
Alleen de twee hoogste niveaus, de rede en het intuïtieve inzicht, leveren ons adequate kennis. Alle vergissingen vinden hun oorsprong op het laagste niveau, dat van de verbeelding en de empirische kennis. Voor Spinoza is dit laagste niveau wel een wezenlijk en onafscheidelijk deel van het menselijke kennen, het is de bron van alle feitenkennis en van ons hele emotionele leven. Het gaat hem dan ook niet om het uitschakelen van het laagste niveau, maar om het vergroten van de kennis daarvan en daardoor het bereiken van de hogere kennissoorten.