Na al dat geschrijf over het niet-zelf zou de indruk gewekt kunnen worden alsof het ik, ego of de persoonlijkheid niet belangrijk zou zijn. Maar een gezond ego of gezonde, harmonische persoonlijkheid is wel degelijk van groot belang. Psychische gezondheid is meer dan de afwezigheid van klachten.
Criteria voor psychische gezondheid zijn:
1.Een positieve houding tegenover jezelf.
2. Groei en ontwikkeling.
3. Integratie of eenwording van gedachten, gevoelens, verlangens en gedrag.
4. Zelfverwerkelijking, dus als je capaciteiten tot ontplooiing brengen.
5. Autonomie of zelfstandigheid.
6. Georiënteerd zijn op de werkelijkheid.
7. In staat zijn gelijkwaardige en wederkerige relaties met anderen kunnen onderhouden.
8. In structureel opzicht beschikken over:
a. een tolerant geweten i.p.v. een streng veroordelende en bestraffende innerlijke criticus, waardoor je je alsmaar schuldig voelt.
b. haalbare idealen, dus niet al te perfectionistisch zijn.
c. niet te impulsief maar ook niet te geremd zijn in het uiten van je impulsen, behoeften en verlangens.
d. beschikken over een redelijke frustratietolerantie, dus teleurstellingen kunnen verdragen, zodat die niet onmiddellijk moeten worden weggedronken, weggegeten, weggespoten of weggekocht
Criteria voor psychische gezondheid zijn:
1.Een positieve houding tegenover jezelf.
2. Groei en ontwikkeling.
3. Integratie of eenwording van gedachten, gevoelens, verlangens en gedrag.
4. Zelfverwerkelijking, dus als je capaciteiten tot ontplooiing brengen.
5. Autonomie of zelfstandigheid.
6. Georiënteerd zijn op de werkelijkheid.
7. In staat zijn gelijkwaardige en wederkerige relaties met anderen kunnen onderhouden.
8. In structureel opzicht beschikken over:
a. een tolerant geweten i.p.v. een streng veroordelende en bestraffende innerlijke criticus, waardoor je je alsmaar schuldig voelt.
b. haalbare idealen, dus niet al te perfectionistisch zijn.
c. niet te impulsief maar ook niet te geremd zijn in het uiten van je impulsen, behoeften en verlangens.
d. beschikken over een redelijke frustratietolerantie, dus teleurstellingen kunnen verdragen, zodat die niet onmiddellijk moeten worden weggedronken, weggegeten, weggespoten of weggekocht