De dichter zei
Ik ben schepper
van beelden met woorden.
wat ben jij?
De mysticus antwoordde
Ik ben schepsel Gods
en draag zijn beeld
in mij
door zijn Woord.
De dichter zei
Ik doe het licht uit.
De mysticus zei
waarom zet je het niet
op de kandelaar?
De dichter zei woedend
Dat doet de deur dicht!
De mysticus zei
Ga er liever door
naar binnen.
Wat heb je toch
dat ik niet heb
vroeg de dichter klagend
De mysticus antwoordde
je moet het niet zo
ver
zoeken
Maar ik zing al zolang
over mijn pijn
Wanneer gaat dat over?
De mysticus antwoordde
Dat gaat wel over
dat
over-pein-zingen.
De dichter zei
Ik heb een beeld
voor je meegenomen.
Prachtig
antwoordde de mysticus
Ik heb
-al een –
geen voetstuk meer.
De dichter zei
Ik kan je niet volgen
Natuurlijk niet
antwoordde de mysticus
ik Hem ook niet.
Hoe kun je
nabij zijn
als jij
niet ver weg bent?
Maar wat moet ik dan
vroeg de dichter wanhopig
de mysticus antwoordde
Je moet ver gaan om
dicht bij te komen.
Kom op
zei de dichter
Dan gaan we
de zon achterna.
De mysticus antwoordde
Waarom zou ik
ik draag Hem mee
Wie ben je eigenlijk
vroeg de dichter geïrriteerd.
De mysticus antwoordde
ik ben dichter
bij het Woord.
Zeg me eens
wie ben jij
zei de mysticus.
Ik ben dichter
en gebruik het woord.
Dichter?
Dat was ik vroeger ook
Maar nu heb ik geen woorden meer
Nu ben ik
opener
En luister naar het Woord
dat mij gebruikt.
De dichter vroeg
Waarom valt het leven me zo zwaar?
De mysticus antwoordde
Dat komt door zijn grote inhoud.
De dichter vroeg
Hoe kom jij zo vreugdevol?
De mysticus antwoordde
Dat ontgaat je?
Heb je dan geen oog
voor een mosterdzaadje?
Ik ben schepper
van beelden met woorden.
wat ben jij?
De mysticus antwoordde
Ik ben schepsel Gods
en draag zijn beeld
in mij
door zijn Woord.
De dichter zei
Ik doe het licht uit.
De mysticus zei
waarom zet je het niet
op de kandelaar?
De dichter zei woedend
Dat doet de deur dicht!
De mysticus zei
Ga er liever door
naar binnen.
Wat heb je toch
dat ik niet heb
vroeg de dichter klagend
De mysticus antwoordde
je moet het niet zo
ver
zoeken
Maar ik zing al zolang
over mijn pijn
Wanneer gaat dat over?
De mysticus antwoordde
Dat gaat wel over
dat
over-pein-zingen.
De dichter zei
Ik heb een beeld
voor je meegenomen.
Prachtig
antwoordde de mysticus
Ik heb
-al een –
geen voetstuk meer.
De dichter zei
Ik kan je niet volgen
Natuurlijk niet
antwoordde de mysticus
ik Hem ook niet.
Hoe kun je
nabij zijn
als jij
niet ver weg bent?
Maar wat moet ik dan
vroeg de dichter wanhopig
de mysticus antwoordde
Je moet ver gaan om
dicht bij te komen.
Kom op
zei de dichter
Dan gaan we
de zon achterna.
De mysticus antwoordde
Waarom zou ik
ik draag Hem mee
Wie ben je eigenlijk
vroeg de dichter geïrriteerd.
De mysticus antwoordde
ik ben dichter
bij het Woord.
Zeg me eens
wie ben jij
zei de mysticus.
Ik ben dichter
en gebruik het woord.
Dichter?
Dat was ik vroeger ook
Maar nu heb ik geen woorden meer
Nu ben ik
opener
En luister naar het Woord
dat mij gebruikt.
De dichter vroeg
Waarom valt het leven me zo zwaar?
De mysticus antwoordde
Dat komt door zijn grote inhoud.
De dichter vroeg
Hoe kom jij zo vreugdevol?
De mysticus antwoordde
Dat ontgaat je?
Heb je dan geen oog
voor een mosterdzaadje?