I
,16
Uit de noodzaak van de goddelijke Natuur
moeten
talloze dingen op talloze wijzen
volgen
( zoveel een eindeloos intellect bevatten kan).
Hier wordt God voor het eerst met de natuur geïdentificeerd, Spinoza's slogan Deus sive Natura
( God ofwel de Natuur) komen we echter pas tegen in het voorwoord van IV. Omdat alles in God is, gebeurt al wat gebeurt enkel en alleen door de wetten van Gods eindeloze natuur.
Talloze dingen slaat op Attributen en talloze wijzen op de modi daarin.
God/natuur handelt niet uit vrije wil of keuze maar uit noodzaak van zijn eigen natuur. Volgens Spinoza moet men tussen vrije en gedwongen noodzaak onderscheiden Wat van externe oorzaken afhangt, noemt hij onvrij. Wat van interne oorzaken afhangt, en uit de aard of wezen van iets zelf voortkomt, noemt hij vrij. Nu is God/Natuur het enige dat niet van externe oorzaken afhangt, geen oorzaak buiten zichzelf heeft, maar oorzaak van zichzelf is.
Al wat uit God/Natuur voortvloeit, behoort dus tot Gods wezen, en is als zodanig noodzakelijk.
Die noodzakelijkheid volgt ook nog daaruit, dat God onveranderlijk is. Omdat veranderen een beter of slechter worden, of althans een zich schikken naar gewijzigde omstandigheden veronderstelt, is dat voor een volmaakt wezen onmogelijk. Er is geen plaats voor toeval omdat alles noodzakelijk uit zijn Natuur volgt. Dus is deze wereld niet de best mogelijke maar de enig mogelijke wereld.
Voor mij is het zo klaar als een klontje.
Eigenlijk best wel arrogant/ hoogmoedig te denken het beter te weten.