Ik denk, dus ik voel.
Een stoïcijnse filosofie van emoties.1
Miriam van Reijen
In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstond de cognitieve psychologie, die
liet zien dat cognitie een doorslaggevende rol speelt in het ontstaan van emoties.
Zowel de gevoelsmatige beleving van een emotie als de lichamelijke expressie zijn
slechts begeleidende verschijnselen1. Dit idee had ook consequenties voor de
psychologische praktijk en voor de psychotherapie. Albert Ellis ontwikkelde de
Rationeel-Emotieve Therapie (RET), die er kortgezegd op neerkomt dat ongewenste
en contraproductieve emoties veranderen en verdwijnen door het veranderen van
de eigen irrationele gedachten.2 Wat voor dit hoofdstuk interessant is, is dat Ellis en
andere RET-therapeuten, waarvan in Nederland vooral René Diekstra3, Jan Verhulst4
en Theo IJzermans5 vertegenwoordigers zijn, zeggen dat zij hun theorie en therapie
baseren op de stoïcijnse filosofie. Zij halen daarvoor de uitspraak van Epictetus aan:
Mensen lijden niet door de gebeurtenissen, maar door hun meningen over die
gebeurtenissen6. Aan het eind van dit hoofdstuk zal ik op deze Rationeel-Emotieve
Therapie terug komen.
Filosofie vraagt wat, hoe en waarom iets is, en niet hoe het zou moeten zijn, of wat
er moet gebeuren. Een filosofie van de emoties vraagt wat de emoties zijn, dat wil
zeggen hoe ze ontstaan, wat hun oorzaak is. De vraag hoe met emoties om te gaan
is geen filosofische vraag. Dat is een praktische of pragmatische vraag die opkomt
als de lastige emotie er al is en we niet weten hoe we er snel van af kunnen komen.
Het filosoferen over emoties onderzoekt slechts het bereik van de relatie cognitie –
emotie. Het gaat niet over de expressie van emoties, niet over het omgaan met
emoties, en ook niet over het ontstaan van cognitie. Wat iemand denkt kan door
verschillende oorzaken komen: fysieke, psychische of sociale. Maar als er denken is,
heeft dat een bepaald effect op het gemoed. Het is ook niet te ontkennen dat
mensen van gedachten veranderen en zich dan anders kunnen voelen. Juist als
lichaam en geest één zijn, is er óók – naast psychofarmaca, alcohol en drugs – een
manier om anders te gaan voelen via praten, lezen en denken. Dat betekent niet
dat deze verandering vrij gekozen kan worden. Maar of we willen of niet, het
kwartje kan vallen. Zoals neuropsycholoog Peter Hagoort het stelt: ‘de vrije wil is
weliswaar een illusie, maar het geloof erin werkt als een nuttig placebo’7.
Een stoïcijnse filosofie van emoties.1
Miriam van Reijen
In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstond de cognitieve psychologie, die
liet zien dat cognitie een doorslaggevende rol speelt in het ontstaan van emoties.
Zowel de gevoelsmatige beleving van een emotie als de lichamelijke expressie zijn
slechts begeleidende verschijnselen1. Dit idee had ook consequenties voor de
psychologische praktijk en voor de psychotherapie. Albert Ellis ontwikkelde de
Rationeel-Emotieve Therapie (RET), die er kortgezegd op neerkomt dat ongewenste
en contraproductieve emoties veranderen en verdwijnen door het veranderen van
de eigen irrationele gedachten.2 Wat voor dit hoofdstuk interessant is, is dat Ellis en
andere RET-therapeuten, waarvan in Nederland vooral René Diekstra3, Jan Verhulst4
en Theo IJzermans5 vertegenwoordigers zijn, zeggen dat zij hun theorie en therapie
baseren op de stoïcijnse filosofie. Zij halen daarvoor de uitspraak van Epictetus aan:
Mensen lijden niet door de gebeurtenissen, maar door hun meningen over die
gebeurtenissen6. Aan het eind van dit hoofdstuk zal ik op deze Rationeel-Emotieve
Therapie terug komen.
Filosofie vraagt wat, hoe en waarom iets is, en niet hoe het zou moeten zijn, of wat
er moet gebeuren. Een filosofie van de emoties vraagt wat de emoties zijn, dat wil
zeggen hoe ze ontstaan, wat hun oorzaak is. De vraag hoe met emoties om te gaan
is geen filosofische vraag. Dat is een praktische of pragmatische vraag die opkomt
als de lastige emotie er al is en we niet weten hoe we er snel van af kunnen komen.
Het filosoferen over emoties onderzoekt slechts het bereik van de relatie cognitie –
emotie. Het gaat niet over de expressie van emoties, niet over het omgaan met
emoties, en ook niet over het ontstaan van cognitie. Wat iemand denkt kan door
verschillende oorzaken komen: fysieke, psychische of sociale. Maar als er denken is,
heeft dat een bepaald effect op het gemoed. Het is ook niet te ontkennen dat
mensen van gedachten veranderen en zich dan anders kunnen voelen. Juist als
lichaam en geest één zijn, is er óók – naast psychofarmaca, alcohol en drugs – een
manier om anders te gaan voelen via praten, lezen en denken. Dat betekent niet
dat deze verandering vrij gekozen kan worden. Maar of we willen of niet, het
kwartje kan vallen. Zoals neuropsycholoog Peter Hagoort het stelt: ‘de vrije wil is
weliswaar een illusie, maar het geloof erin werkt als een nuttig placebo’7.
Laatst aangepast door marmot op 01.03.15 15:32; in totaal 1 keer bewerkt