Rooverslied
..........................................
Juist dáárom - ik bedoele om de godsdienst en deugd waaromtrent ik zoo beroemd ben - voel ik my
verplicht u by dezen medetedeelen dat ik niet verkies den goeden naam myner school te zien
verloren gaan door uw deugniet van 'n zoon die dáár staat!
De arme Wouter was onthutst. Dat klonk anders dan 'n pauselyke aanstelling... die hy trouwens niet
langer begeerde, want hy had zoo-even 'n heel andere aanstelling bekomen die hem beter aanstond.
Z'n moeder wilde terstond overgaan tot wat zy haar godsdienst noemde en hem 'n kastyding
toedienen, om den meester tevreden te stellen en dezen te toonen dat ook in haar huis deugd en
goede zeden op den voorgrond stonden. Maar meester vond beter het gezelschap te doen weten wat
er aan de hand was, om daardoor te-gelyker-tyd het schuldbesef van den patiënt inniger te maken.
- Uw zoon, juffrouw Pieterse, behoort tot de klasse der roovers, moordenaars, vrouwenschenners en
brandstichters...
Meer niet.
‘Heilige genade! Goeie hemelsche gerechtigheid! Barmhartige christenzielen nog toe! Och,
lieveheeremenschelyke deugd, is 't mogelyk! Wat 'n mensch moet beleven!’ Zoo omtrent - maar ik
sta niet in voor de juistheid - was de stortvloed van uitroepingen waaronder de tienjarige roover,
moordenaar, vrouwenschermer en brandstichter bedolven werd. Arme Wouter!
- Ik zal u 'n stuk voorlezen van zyne hand, zei meester, en wie daarna nog twyfelt aan de
verdorvenheid van dezen knaap...
't Heele gezelschap beloofde dat men er niet aan twyfelen zou. Het stuk dat de meester daarop
voorlas, was dan ook van 'n aard dat die twyfel heel moeielyk viel, en ikzelf, die Wouter heb gekozen
tot myn held, zal moeite hebben den lezer te overtuigen, dat-i niet zóó slecht was als-i er uitzag in
z’n vreeselyk
“ROOVERSLIED”
Met myn zwaard,
Op m'n paard,
En myn helm op het hoofd,
Er op in! En den vyand den schedel gekloofd,
En vooruit!
Met myn zwaard,
Op m'n paard,
En myn helm op het hoofd,
Er op in! En den vyand den schedel gekloofd,
En vooruit!
- Christenzielen, riep 't heele gezelschap, is-i dol?
En vooruit!
Op den weg,
Langs de heg,Met een houw en een stoot
De dragonders verjaagd, en den markgraaf gedood...
Op den weg,
Langs de heg,Met een houw en een stoot
De dragonders verjaagd, en den markgraaf gedood...
- Lieve goeie god, wat heeft-i toch tegen dien markgraaf? jammerde de moeder.
Om den buit!
- Zieje, 't is om den buit, zei juffrouw Laps, ik zeg maar altyd, men begint met 'n bybel, en...
En die buit
Is myn bruid...
Is myn bruid...
- Hebje van z'n leven... z'n bruid! De jongen heeft pas gewisseld!
En die buit
Is myn bruid,
My gekocht met m'n staal...
Is myn bruid,
My gekocht met m'n staal...
- Met z'n st... a... a... a... l!
Is myn bruid,
My gekocht met m'n staal,
En ik voer, als een veêr, met my mee haar in 't zaal,
Naar de grot..
My gekocht met m'n staal,
En ik voer, als een veêr, met my mee haar in 't zaal,
Naar de grot..
- Hemelsche genade, wat wil-i in die grot uitvoeren?
Als de wind
Zoo gezwind,
Jaag ik voort met myn vracht,
En ik sla op haar schreien en kermen...
Zoo gezwind,
Jaag ik voort met myn vracht,
En ik sla op haar schreien en kermen...
- Och, gerechtige vrede, 't mensch kermt 'r van!
En ik sla op haar schreien en kermen geen acht,
Wat genot!
Wat genot!
- Dat noemt-i genot! Ik word 'r koud van!
En dan weer
Op-en-neer,
Rechts en links door het land...
Op-en-neer,
Rechts en links door het land...
- Lieve Jesis, daar gaat-i weer!
En dan weer
Op-en-neer,
Rechts en links door het land,
Hier een villa verwoest, daar een klooster verbrand,
Tot vermaak!
Op-en-neer,
Rechts en links door het land,
Hier een villa verwoest, daar een klooster verbrand,
Tot vermaak!
- De hel zit in dien jongen... tot vermaak!
En dan voort
Weer gespoord
Naar een nieuw aventuur...
Weer gespoord
Naar een nieuw aventuur...
- Alweer? Waar wil-i in godsheeren-naam nu weer naar toe? 't Is om te bezwyken...
En dan voort
Weer gespoord
Naar een nieuw aventuur,
En myn reisweg geteekend met bloed en met vuur,
Om de wraak...
Weer gespoord
Naar een nieuw aventuur,
En myn reisweg geteekend met bloed en met vuur,
Om de wraak...
- Goeie god, wat hebben ze 'm toch gedaan?
Want de wraak
Is de taak
Van den koning van 't woud...
Is de taak
Van den koning van 't woud...
-Is-i razend... 'k zal 'm koningen!
Want de wraak.
Is de taak
Van den koning van 't woud...
Die, alleen tegen allen, zyn schepter behoudt...
Is de taak
Van den koning van 't woud...
Die, alleen tegen allen, zyn schepter behoudt...
- Wat 's dàt voor 'n ding?
Die, alleen tegen allen, zyn schepter behoudt,
En banier!
Op, hoezee...
Wie gaat mee?
En banier!
Op, hoezee...
Wie gaat mee?
-'t Gezelschap rilde op die uitnoodiging.
Op, hoezee...
Wie gaat mee?
Nu geen schepsel verschoond,
Nu de mannen gehangen...
Wie gaat mee?
Nu geen schepsel verschoond,
Nu de mannen gehangen...
- Lodderyn! * Trui, je ziet dâ-k...
Nu de mannen gehangen, de vrouwen...
- Lodderyn... lodderyn!
de vrouwen gehoond...
- Lodderyn, lodderyn, lodderyn... Trui!
de vrouwen gehoond,
Voor pleizier!’
Voor pleizier!’
- Voor pleizier... herhaalde meester op 'n graftoon, voor pleizier! Hy... doet... die... dingen... voor... zyn... plei... zier!
't Heele gezelschap lag in zwym. Ook Stoffel's pyp was uitgegaan. Maar Wouter had iets kalms in z'n
wezen, en toen z'n moeder hem genoeg geslagen had om haar bezinning terugtekrygen, legde hy
zich niet ontevreden neer in 'n hoekje van de achterkamer, waar-i weldra insliep om te droomen van FANCY.
……………………………………………………..........................
Woutertje Pieterse -- Multatuli
Woutertje Pieterse -- Multatuli