Ik ben de boer die uit de hemel lichamen zag vallen.
En ik, ik kreeg twee lijken op mijn dak.
Ik ben het lichaam dat in zonnebloemen viel.
En ik ben rebel, hoezo heb ik mij vergist?
Ik ben een raket, ik wou dat ik wist hoe me te schamen.
Ik ben soldaat, een vriend van hem daar, ons treft geen schuld.
Ik ben hun vijand, maar ik weet van niks.
Ik ben de president, mijn medeleven is groot.
Ik ben ook de president, mijn medeleven is ook groot.
Ik ben een diplomaat, u kunt nu bellen met de president.
Ik kom de doden halen. Waarom kan dat niet?
Ik ben De Dood, ik trek maar weer eens verder.
Ik wil de doden brengen naar hun land. Waarom kan dat niet?
Ik ben een officier - tel al mijn strepen - en ik zeg u: halt!
Ik ben de trein, ik wacht wel even.
Ik ben de machinist, ik heb nog nooit zo'n vreemde vracht vervoerd.
Ik ben een zonnebloem en blijf geknakt.
Ik ben het landschap, men heeft mij pijn gedaan.
Ik ben het vliegtuig, of een dode vogel, wat u wilt.
Ik ben de telefoon; ze luisteren hier niet.
Ik ben een vuilniszak, wat heeft men hier toch in mij gestopt?
Ik ben een paaltje met een stukje wit katoen.
Ik ben een beertje.
Ik ben een boekje.
Ik ben een schoen, zij is een handtasje, en hij is een T-shirt.
Ik ben het overleg, ik geef u alle medewerking.
Ik ben minister-president, waar zijn mijn fluwelen handschoenen?
Ik ben de leugen, ik boer weer goed vandaag.
Ik ben patholoog-anatoom, ik wil graag naar binnen.
Ik ben vrijheidsstrijder, dus u moet doen wat ik zeg.
Ik ben een zwarte doos.
Ik ben de toekomst; waar leg ik het verspilde talent?
Ik ben het verspilde talent, ik huil het hardst.
Ik ben de rouwrand, het spijt mij.
Ik ben de afschuw, ik voel me groot en sterk.
Ik ben de woede, net zo sterk en groot.
Ik ben een traan - maar veel meer dan dat.
Ik ben verdriet - maar veel meer dan dat.
Ik ben op zoek naar een woord, woorden, een zin.
(Door: Theodor Holman)