Na iets meer dan toen jaar nadenken over ethiek, is dit het voorlopige eindresultaat: de morele hand, een metafoor van vijf ethische basisprincipes, één voor elke vinger, die een volledige en samenhangende ethiek samenvatten.
-De duim: het principe van universalisme. Men moet (mag) datgene doen wat iedereen die ertoe in staat is in alle gelijkaardige situaties moet (mag) doen. Geef het goede voorbeeld, zelfs al doen anderen niet mee. Net zoals men de duim moet plaatsen tegenover de andere vingers om een voorwerp te kunnen grijpen, zo moet men het principe van universalisme toepassen op de andere vier basisprincipes.
-De wijsvinger: rechtvaardigheid en de waarde van levenswelzijn. Verhoog het levenswelzijn van alle voelende wezens die nu en in de toekomst leven, waarbij je een sterke prioriteit geeft aan het verhogen van het levenswelzijn van de laagste posities (de ergste lijders, de wezens die het ergste leven leiden). Levenswelzijn is de waarde die je zou toekennen aan het leiden van een volledig leven van een wezen, en bestaat uit alle positieve en negatieve gevoelens die het gevolg zijn van het al dan niet vervullen van alles wat men wil, alle behoeften.
-De middelvinger: het louter-middel principe en het basisrecht op lichamelijke zelfbeschikking. Gebruik nooit het lichaam van een voelend wezen als louter middel voor iemand anders zijn doelen, want dat schendt het basisrecht op lichamelijke zelfbeschikking. De twee woorden “louter middel” duiden op twee voorwaarden, respectievelijk: 1) als je om een doel te bereiken (bv. iemand redden) een voelend wezen wil aanzetten iets te doen of ondergaan tegen diens wil in, en 2) als het lichaam van dat voelend wezen noodzakelijk is als middel voor dat doel, dan mag je dat wezen niet zo behandelen. Een voelend wezen is een wezen dat via positieve en negatieve gevoelens iets wel of niet kan willen, en dat nog niet definitief dat vermogen heeft verloren. Net zoals de middelvinger iets langer is dan de wijsvinger, zo weegt het basisrecht iets sterker door dan het levenswelzijn (bv. het recht op leven). Het basisrecht mag enkel geschonden worden om ernstige schendingen van het wijsvinger-welzijnsprincipe te voorkomen.
-De ringvinger: natuurlijkheid en de waarde van biodiversiteit. Enkel als een gedrag tegelijk natuurlijk (een direct gevolg van spontane evolutie), normaal (vaak voorkomend) én noodzakelijk (belangrijk voor het leven en voortbestaan van voelende wezens) is, is het toegelaten (maar niet verplicht), zelfs al worden de wijsvinger- en middelvingerprincipes geschonden (zoals bv. bij roofdieren die moeten jagen om te overleven). Biodiversiteit is de waarde van een ecosysteem, en bestaat uit alle variatie in levensvormen en processen die het direct gevolg zijn van natuurlijke evolutie. Deze waardevolle biodiversiteit zou ernstig dalen als een bepaald gedrag dat natuurlijk, normaal en noodzakelijk is, universeel verboden zou worden (universeel, want je moet de duim plaatsen tegen de ringvinger).
-De pink: getolereerde partijdigheid. Net zoals de kleine pink een klein beetje kan afwijken van de andere vingers, mag je bij het helpen van anderen een beetje partijdig zijn ten voordele van je dierbaren, als je tenminste bereid bent gelijkaardige niveaus van partijdigheid van iedereen te tolereren (iedereen, want je moet de duim plaatsen tegen de pink).
-De handpalm: universele liefde. Niemand haten of minachten, alle levende wezens liefhebben met respect en empathie. De handpalm houdt de ethische basisprincipes (de vingers) samen.
De wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink komen overeen met respectievelijk een welzijnsethiek, rechtenethiek, milieu-ethiek en zorgethiek. Door toepassing van de duim creëren ze vier vormen van gelijkwaardigheid.
-De wijsvinger: bij het onpartijdig verdelen van welzijn wordt niet gekeken naar de specifieke kenmerken verbonden aan individuen.
-De middelvinger: alle voelende wezens die dezelfde moreel relevante mentale vermogens hebben, krijgen een gelijke claim op het basisrecht.
-De ringvinger: elk natuurlijk wezen mag in gelijke mate natuurlijk, normaal en noodzakelijk gedrag vertonen. Bv. als een prooi mag eten om te overleven, dan mag een predator dat ook (los van wat het dan eet).
-De pink: iedereen mag een gelijkaardig niveau van partijdigheid vertonen. Als je ervoor kiest om wezen X te helpen in plaats van wezen Y, en als je moet tolereren dat iemand anders de keuze maakt om wezen Y te helpen, dan is er een getolereerde keuzegelijkwaardigheid tussen X en Y (zelfs al is wezen X gevoelsmatig belangrijker voor jou dan wezen Y).
De vijf morele vingers kunnen we toepassen op de productie en consumptie van dierlijke producten (vlees, vis, eieren, zuivel, leder, bont…):
-De wijsvinger: veedieren zitten qua welzijn in een veel lagere positie dan mensen die dierlijke producten eten. Er is een drastisch verlies aan welzijn bij dieren door opsluiting en vroegtijdige dood. Dat is een groter verlies dan onze frustratiegevoelens wanneer wij geen dierlijke producten meer kunnen eten. Dus veeteelt en visserij schenden het welzijns-wijsvingerprincipe.
-De middelvinger: bij dierlijke producten worden er dieren gebruikt als louter middel, dus schending van het middel(vinger)principe.
-De ringvinger: dierlijke producten zijn niet noodzakelijk voor mensen, want goed geplande veganistische voeding (voeding zonder dierlijke producten) is niet ongezond, zegt de Academy of Nutrition and Dietetics. Biodiversiteit zal dus niet dalen als wij geen dierlijke producten meer zouden eten. (Integendeel: veeteelt is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit, volgens de VN FAO.)
-De pink: we zouden nooit de mate van partijdigheid die nodig is om de veeteelt te rechtvaardigen, tolereren. Dus getolereerde partijdigheid kan niet ingeroepen worden om de consumptie van dierlijke producten te rechtvaardigen.
Hieruit volgt dat veganisme ethisch consistent is, en dat veeteelt en visserij dat niet zijn.
-De duim: geef het goede voorbeeld, zelfs als anderen nog wel vlees blijven eten. Hieruit volgt dat veganisme onze ethische plicht is.
-De duim: het principe van universalisme. Men moet (mag) datgene doen wat iedereen die ertoe in staat is in alle gelijkaardige situaties moet (mag) doen. Geef het goede voorbeeld, zelfs al doen anderen niet mee. Net zoals men de duim moet plaatsen tegenover de andere vingers om een voorwerp te kunnen grijpen, zo moet men het principe van universalisme toepassen op de andere vier basisprincipes.
-De wijsvinger: rechtvaardigheid en de waarde van levenswelzijn. Verhoog het levenswelzijn van alle voelende wezens die nu en in de toekomst leven, waarbij je een sterke prioriteit geeft aan het verhogen van het levenswelzijn van de laagste posities (de ergste lijders, de wezens die het ergste leven leiden). Levenswelzijn is de waarde die je zou toekennen aan het leiden van een volledig leven van een wezen, en bestaat uit alle positieve en negatieve gevoelens die het gevolg zijn van het al dan niet vervullen van alles wat men wil, alle behoeften.
-De middelvinger: het louter-middel principe en het basisrecht op lichamelijke zelfbeschikking. Gebruik nooit het lichaam van een voelend wezen als louter middel voor iemand anders zijn doelen, want dat schendt het basisrecht op lichamelijke zelfbeschikking. De twee woorden “louter middel” duiden op twee voorwaarden, respectievelijk: 1) als je om een doel te bereiken (bv. iemand redden) een voelend wezen wil aanzetten iets te doen of ondergaan tegen diens wil in, en 2) als het lichaam van dat voelend wezen noodzakelijk is als middel voor dat doel, dan mag je dat wezen niet zo behandelen. Een voelend wezen is een wezen dat via positieve en negatieve gevoelens iets wel of niet kan willen, en dat nog niet definitief dat vermogen heeft verloren. Net zoals de middelvinger iets langer is dan de wijsvinger, zo weegt het basisrecht iets sterker door dan het levenswelzijn (bv. het recht op leven). Het basisrecht mag enkel geschonden worden om ernstige schendingen van het wijsvinger-welzijnsprincipe te voorkomen.
-De ringvinger: natuurlijkheid en de waarde van biodiversiteit. Enkel als een gedrag tegelijk natuurlijk (een direct gevolg van spontane evolutie), normaal (vaak voorkomend) én noodzakelijk (belangrijk voor het leven en voortbestaan van voelende wezens) is, is het toegelaten (maar niet verplicht), zelfs al worden de wijsvinger- en middelvingerprincipes geschonden (zoals bv. bij roofdieren die moeten jagen om te overleven). Biodiversiteit is de waarde van een ecosysteem, en bestaat uit alle variatie in levensvormen en processen die het direct gevolg zijn van natuurlijke evolutie. Deze waardevolle biodiversiteit zou ernstig dalen als een bepaald gedrag dat natuurlijk, normaal en noodzakelijk is, universeel verboden zou worden (universeel, want je moet de duim plaatsen tegen de ringvinger).
-De pink: getolereerde partijdigheid. Net zoals de kleine pink een klein beetje kan afwijken van de andere vingers, mag je bij het helpen van anderen een beetje partijdig zijn ten voordele van je dierbaren, als je tenminste bereid bent gelijkaardige niveaus van partijdigheid van iedereen te tolereren (iedereen, want je moet de duim plaatsen tegen de pink).
-De handpalm: universele liefde. Niemand haten of minachten, alle levende wezens liefhebben met respect en empathie. De handpalm houdt de ethische basisprincipes (de vingers) samen.
De wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink komen overeen met respectievelijk een welzijnsethiek, rechtenethiek, milieu-ethiek en zorgethiek. Door toepassing van de duim creëren ze vier vormen van gelijkwaardigheid.
-De wijsvinger: bij het onpartijdig verdelen van welzijn wordt niet gekeken naar de specifieke kenmerken verbonden aan individuen.
-De middelvinger: alle voelende wezens die dezelfde moreel relevante mentale vermogens hebben, krijgen een gelijke claim op het basisrecht.
-De ringvinger: elk natuurlijk wezen mag in gelijke mate natuurlijk, normaal en noodzakelijk gedrag vertonen. Bv. als een prooi mag eten om te overleven, dan mag een predator dat ook (los van wat het dan eet).
-De pink: iedereen mag een gelijkaardig niveau van partijdigheid vertonen. Als je ervoor kiest om wezen X te helpen in plaats van wezen Y, en als je moet tolereren dat iemand anders de keuze maakt om wezen Y te helpen, dan is er een getolereerde keuzegelijkwaardigheid tussen X en Y (zelfs al is wezen X gevoelsmatig belangrijker voor jou dan wezen Y).
De vijf morele vingers kunnen we toepassen op de productie en consumptie van dierlijke producten (vlees, vis, eieren, zuivel, leder, bont…):
-De wijsvinger: veedieren zitten qua welzijn in een veel lagere positie dan mensen die dierlijke producten eten. Er is een drastisch verlies aan welzijn bij dieren door opsluiting en vroegtijdige dood. Dat is een groter verlies dan onze frustratiegevoelens wanneer wij geen dierlijke producten meer kunnen eten. Dus veeteelt en visserij schenden het welzijns-wijsvingerprincipe.
-De middelvinger: bij dierlijke producten worden er dieren gebruikt als louter middel, dus schending van het middel(vinger)principe.
-De ringvinger: dierlijke producten zijn niet noodzakelijk voor mensen, want goed geplande veganistische voeding (voeding zonder dierlijke producten) is niet ongezond, zegt de Academy of Nutrition and Dietetics. Biodiversiteit zal dus niet dalen als wij geen dierlijke producten meer zouden eten. (Integendeel: veeteelt is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit, volgens de VN FAO.)
-De pink: we zouden nooit de mate van partijdigheid die nodig is om de veeteelt te rechtvaardigen, tolereren. Dus getolereerde partijdigheid kan niet ingeroepen worden om de consumptie van dierlijke producten te rechtvaardigen.
Hieruit volgt dat veganisme ethisch consistent is, en dat veeteelt en visserij dat niet zijn.
-De duim: geef het goede voorbeeld, zelfs als anderen nog wel vlees blijven eten. Hieruit volgt dat veganisme onze ethische plicht is.